Tài liệu hạn chế xem trước, để xem đầy đủ mời bạn chọn Tải xuống
1
/ 376 trang
THÔNG TIN TÀI LIỆU
Thông tin cơ bản
Định dạng
Số trang
376
Dung lượng
19,64 MB
Nội dung
.-*—^ D E NATUURLYKE HISTORIE INSECTEN; Voorzien met naar Folgens 't Leven getekende en gekoleurde eigen ondervinding befchreeven y door den Plaaten Heer AUGUST JOHAN RÖSEL, VAN Met ROSENHOF, zeer nutte en fraaie C F C Miniatuur -Schilder Aanmerkingen verrykt , door K L E E M A N den Heer N Uit den echten Hoogduitfchcn Druk van den Heer RöSEL,ende gefchreeven Aanmerkingen van den Heer Kleemann, vertaald Onder het toezicht en de befchaaving van eenige voomaame Liefhebbers EERSTE DEELS, HdeSTUK Te By C H, HJJRLEM en jiMSTERD^M, B O H N E N H de WIT, Boekverkoopers Uu Prhi/egif ^ T r^ \ ""f VERVOLG TWEEDE CLASSE VAN DE DER NACHT-VLIND De groote, roode en vleefchvertvige benevens haare verandering ^fô Vlinder Đ ERS Hout- Rups*, tot in Taô xviil I ik met de tegenwoordige foort van Rupfen verfcheiden maaien on gelukkig geweeft ben , en dezelve niet in 't leven hebbe konnen behouden, veel minder tot de verandering brengen; is my zulks echter eindelyk naar wenfch gelukt, zo dra ik flechts derzelver fpyze hadde uitgevonden Want, in 't eeril vond ik wel eenigen dezer Rupfen enkelvoudig op den grond, onderde Boomen kruipende; maar dewyl ik haar voedzel niet will, bezocht ik het met allerhande Kruiden, Loof en Gras, 't welke ik ter plaatze, daar ik de Rups Alhoewel vond, zag flaan, om te ontdekken, welke koll van alle dezen haar zou be* haa- * Het zymy geoorloofd ,hier by deze merkwaardige Hout -Rups, gewag te maaken van zeker Traüaat, waarin deze zonderlinge Worm, niet alleen naar zyn uiterlyke, maar ook naar zyn innerlyke gefteltenis, met eene onbefchryvelyke opmerkzaamheid en geduld, befchreeven en afgebeeld is Dit voonrefFelyk Traftaat, voerende ten Tytel ; Traite anatomique de la Chenille, qui ronge Ie Dois de Saiile [j': is in groot Qiiarto gedrukt, en in den Haag by P de Houdt , te Anifterdam by /!/ M Rcy , en te Londen by Tb Becket te bekomen De beroemde Heer Schryver van 't zelve is de onvermoeide en voortreftelyke Natuur -Onderzoeker, Lyonnet , Secretaris der Cyfers en Patent- Meefter der Heeren Staaten Generaal Men heeft zekerlyk nooit te vooren zodanig eene, tot verbaazens toe uitgevoerde Ontledinggezien; waar in de Zenuwen, Luchtpypen en Spieren van een Schepzel, datnaauwr duim lang, en nog daarenboven becnderloos is, zo volkomen befchreeven , ontleed , en uit ell'.aiider gelegd zyn , als wy ze, na ds vercenigde poogingen van zo veele Ontlcder'!, tot hier toe naauwlyks van Menfchen gezien hebben De onvermoeide Heer Auteur heeft in deze van hem ontleede Rups, behalve de Zenuwen, de Luchtpypen en de overige ingewanden, alleen byna 4160 Spieren ontdekt Hy fchynt door deze opgegeeven menigte van inwendige deelen , die tot het gelieel van dit Dier behooren, tot aan de uiterfle grenzen der Ontleedkunde geraakt te zyn; en , als iii het zeggen moge, de Natuur door zyne en alle die genen, zelfs Malpigius en Zwammeidam onderzoeking genoegzaam uitgeput niet uitgezonderd, die voorheen getracht hebben diergelyke Schepzelcn door hun kkinen fcberp lnjl:umei>e, met een naauwkeurig oog teontleeJen ,en hunne innerlyke gefteltenisEn deze zyne onderzoeking is van zo veel te fe te onderzoeken, overtroffen te hebben meer waarde; nadien de Natuur hier door niet alleen tot in het binnenlle nagefpoord 13; maar we ook tevens daar door opgeleid worden tot een bezef, hoe de inwendige geftelte» nis dezer Dieren ons op eene overtuigelyke wyze toont, dat de alvvyze Schepper zich een vart doelwit en beftendig uiteinde, in 't fchikken van alle die tedere deelen, heeft voor perteld Dit onfchatbaar Werk pronkt met iS fchoone koperen Plaaten , welke in 17 Ca« piitcls omfl-indig uitgelegd worden; en deze fcherpziende Schryver belooft ook nog een dief iJU Deei, 2de Stuk n ,• ü 3801.7 ; T aSa Tab XVIII W E E D E A C L S S E- maar myne Rupfen fchoon ze frifch en gezond waren bleeven echomtrent zo onverfchillig, dat ze niets beliefden aan te raalien; even als of ze gezwooren hadden gezamenlyk van honger te fterven , gelyk zulks dan orok, tot mvn uiterfte verdriet, daadlyk volgde Doch, na dat ik by geluk op 't rechte fpoor geraakt ben, of, na dat ik by geval ontdekt hebbe, hoe deze Rupfen gevoerd en gekweekt moeten worden ; en hoe ik myne verongelukten had moeten behandelen; heeft het my nog wel eenigen tyd, maar des te minder moeite gekofl, om alle haare overige Eigenfchappen en veranderingen te ontdekken Dienvolgens is 't my een vermaak, dat ik nu mynen genegen Leezeren eene volledige befchryving van zulk een Infe£l kan mededeelen 'c welk , in aanmerking van zyne volmaaktheden , tot geen gering cieraad der tegenwoordige Claffe zal verflrekken haagen : , , ter daar § Dit Ihieft is , na de verlaating van zyn Ei Rups, welke noch loof noch gras eet; die , eene Rups meer dan een , maar zulk eene jaar tot haare veran- dering noodig heeft; en welke, fchoon niet uit de verrotting ontftaande, echter in de verrotting haare Woonplaats en onderhoud vindt; in 't kort, eene Rupsmn ccnegantfch byzondcre Natuur Doch om de nieuwsgierigheid myner Leezeren niet langer uit te rekken , zal ik myne begonnen Hiltorie vervolgen Wanneer ik byna aan den voortgang myner Onderzoekingen , ten aanzien vaii dit Infeft, begon te twyffelen; wierd my door zeker Begunlliger van myn Werk een Eikenboom aangeweezen , onder wiens fchorfe veele groote en kleine Rupfen van deze tegenwoordige foort waren Zy zaten geheel onder aan by den grond, of omtrent den wortel des booms, en wel meeflal in eene bruine, flymerige vochtigheid, die aldaar tuffchen den Stam en de Schors verzameld was De reuk dezer vuile llofFe was dermaate walgelyk, dat ik toen ter tyd myn Neus, als 't mogelyk ware geweeft wel zo lang had willen miflen Maar dewyl het hier aankwam op het doen van eene nieuwe en lang gewenfchte ontdekking , zo bedwong ik my , om het ongemak van den flank door te fliaan ; en Ik was genoodzaakt iloeg zo moedig als voorzichtig , de handen aan 't werk de fchors allengskens aan flukjes te breeken op dat ik de daar tuffchen zittende Rupfen niet befchadigen en 'er des te meer krygen mogte Na dat ik nu het ganifche Neft geopend had, vond ik niet alleen , zo als ik reets dacht, in de vervuilde fchorfe , en tuffchen deze en 't hout, een tamelyk aantal van zodanige Rupfen, van onderfcheiden grootte; maar ik zag 'er ook eenigen zelfs in het hout zitten, die zich daar in geboord hadden, gelyk anders de Houtwormen, die tot Kevers worden, gewoon zyn te doen Deze omftandigheid maakte my geheel verbyfterd ; en ik bekenne , dat, byaldien ik deze foort van Rup, , , fen uit welker Ontleding van de Ontleding der Poppe en des Vlinders dan van de innerlyke deelen aller Rupfen en Vlindeis zal konnen oordeelen De opmerkzaame Liefhebbers der NatUure zullen oiJgetwyfFeld de uitgave van dit Tradaat ÜLEEMANjf aiet verlangen te gemoet zien cliei-gelyk Traftaat men ,• , DER NA C H T-V L I ND E R S Tah XVIII 4^3 Ten niet alvoorens naauwkeurig befchouwd, en aan dezelven het gewoon getal i ab.' der leden , mitsgaders het getal en de orde der fpitze en llompe Pooten , be- XVIII, nevens andere Kentekens, (waardoor de Riipfen, die in Vlinders veranderen, van de Kever- Wormen te onderfcheiden zyn,) befpeurd hadde; ik niet alleen overtuigd , maar bereid zou geweefl hebben, om 'er iets van belang op te verwedden , dat deze Dieren door den tyd in eene foort van grooie HoutKevers veranderen zouden Doch uit hoofde van 't bovengezegde bleef ik by Vertnyn eerfle gevoelen en wierd ook daarin door de uitkomlt bevefcigd mits ik nu geen middel wift, om de Rupfen, die in het harde hout zaten, levendig en onbefchadigd daar uit te krygen , en ik met haaren dood niet gediend was , liet ik ze zitten; en pakte alle de overigen, met de gezamenlyke afgebroken ftukken der Eiken - fchorfe zorgvuldig byeen; nam ze mede naar huis , en bewaarde ze zo goed , als doenlyk was Van de moeite , om ze mee haar behoorlyk voedzel te bezorgen, dacht ik verder ontheven te zyn; nademaal zy, buiten de Eiken fchors geen andere fpyze noodig, en, naar myn oordeel, aan 't gene ik medegenomen had, voor al haar leven genoeg zouden hebben* , , - , §• Dit voorafgaande berigt genoegzaam achtende, zal ik nu voorts, eerfl de gedaante en koleuren dezer Rupfen befchouwen en dan verder van haare overige Eigenfchappen , die ik 'er aan befpeurd hebbe gewag maaken Hoe kleiner ze zyn , des te bleeker is haare koleur ; en deze koleur wordt , by toeneemenden ouderdom en grootte, op den rug geduurig rooder, ja maakt eindelyk by de meeften een zeer donker -rooden flreep De onderfcheiden trappen der koleuren zyn befl te onderkennen in de i ^'= , ^^ en Fig die ik ten pi^ j, dien einde afgebeeld en gekoleurd hebbe De grootften , die my voorgekomen i Jn '3 zyn, waren omtrent duimen lang; doch ik denke, dat zommige nog grooter worden , als ze volop in 't voeder zyn f De i Fig vertoont deze Rups f,v ^' , in een middelbaaren ouderdom; zy is de bleekfte in koleur van de drie, welken ik afgebeeld hebbe Ik zal my by deze afbeelding niet verder ophouden vermits alles , wat 'er buiten dat aan te zien is in de Fig veel duidelyker in /r-iv, 2; 't oog valt Hier zien wy eene volkomen volwaiTen Rups Zy is niet zo rond als de anderen , maar veel platter verwulfd De Ringen van 't lyf worden , naar achteren, hoe langer hoe fmaller, maar de hals is het breedfle lid van alDe Kop is blinkend zwart -bruin van koleur, en, ten aanzien van 't lyf, len , , ''